Veelgestelde vragen

Stikstof is een gas dat overal om ons heen is. De natuur kan niet zonder en wij ook niet. Samen met zuurstof of waterstof wordt stikstof omgezet in stikstofoxiden (NOx) en ammoniak (NH3). Dan wordt het reactieve stikstof. Ook dat is onmisbaar voor alle vormen van leven op aarde. Maar te veel stikstof is schadelijk voor mens en milieu. Vooral het verkeer en de industrie zorgen voor uitstoot van stikstofoxiden. Ammoniak komt vooral vrij in de veehouderij, door mest en kunstmest.

Het stikstofprobleem in Nederland is niet nieuw. De uitstoot is hier veel hoger dan in de meeste andere Europese landen, vanwege de grote hoeveelheid vee op een beperkt aantal kilometers. Al decennia wordt er daarom geprobeerd om de neerslag van stikstofoxiden en ammoniak te beperken, om zo de natuur te beschermen. Deels is dat gelukt: de neerslag is afgenomen. Toch is die nog altijd te hoog, waardoor de kwaliteit van de natuur achteruitgaat.  

  • In 2015 werd een oplossing bedacht: het Programma Aanpak Stikstof (PAS). Er werd geld vrijgemaakt om herstelwerkzaamheden uit te voeren in stikstofgevoelige natuurgebieden. Tegelijkertijd moest dit beleid ruimte geven aan ondernemers. Wie een weg wilde aanleggen of meer koeien wilde houden, kreeg via een zogenaamde PAS-melding toestemming. De compensatie voor de natuur kwam later.  
  • In 2019 oordeelde de Raad van State dat het systeem niet meer gebruikt mocht worden, omdat de natuur nog altijd achteruitgaat. Sindsdien moet eerst bewezen worden dat nieuwe ontwikkelingen geen extra stikstofneerslag veroorzaken in Natura 2000-gebieden. Voortaan hebben projecten waarvoor onder het PAS geen vergunning nodig was, toch een vergunning nodig. Hierdoor is het lastig om te bouwen in Nederland. 

Als er te veel stikstof in de natuur komt, verzuurt de bodem. Stikstof krijgt de overhand, waardoor voedingsstoffen als calcium (kalk), magnesium en kalium uit de bodem wegspoelen. Daar kunnen bepaalde planten niet tegen en die sterven af. Ook krijgen zeldzame plantensoorten, zoals heide, het moeilijk. Hierdoor ontstaat een monocultuur aan planten. Teveel van hetzelfde dus. 

Sommige natuurgebieden kunnen daardoor compleet veranderen. Want met de zeldzame planten, verdwijnen ook dieren die daarvan leven. Zoals bijen en insecten, die op hun beurt weer belangrijk zijn voor de bestuiving van onze gewassen en onze voedselproductie. 

Te veel stikstof heeft ook een nadelige invloed op onze gezondheid via de verontreiniging van de lucht en het grond- en oppervlaktewater. Ammoniak en stikstofoxide reageren in de lucht en vormen fijnstof. Bovendien draagt stikstofoxide bij aan de vorming van ozon, een schadelijk bestanddeel van luchtverontreiniging. Zowel fijnstof als ozon vergroten de kans op luchtwegaandoeningen.  

Het stikstofprobleem heeft niet één oorzaak. Er is ook niet één oplossing. Een groot deel van de stikstofneerslag in Nederland komt uit de landbouw en uit het buitenland. De rest van de neerslag komt uit huishoudens, verkeer, scheepvaart, industrie, bouw, energiesector en afvalverwerking.  

In Brabant zijn de landbouw en het buitenland de belangrijkste bronnen van stikstofneerslag, gevolgd door wegverkeer en consumenten. De stikstofneerslag uit het buitenland is afkomstig van onder meer de landbouw uit Vlaanderen, de Antwerpse haven en het Ruhrgebied in Duitsland. Overigens is Nederland ook een belangrijke veroorzaker van stikstofneerslag in onze buurlanden.  

We willen allemaal een goede toekomst. Voor onszelf, onze kinderen, de mensen om ons heen, onze bedrijven en onze aarde. Dat kan alleen als de plek waar we leven schoon en gezond is. De draagkracht van onze natuur en ons water- en bodemsysteem wordt op veel plekken overschreden. Dat is bijvoorbeeld te merken aan stervende eikenbomen in het bos, monotoon grasland en heiden met een enorm gebrek aan insecten.  

De natuur levert veel belangrijke zaken waar we als mensen van afhankelijk zijn:  

  • Groen en natuur zijn belangrijk voor de gezondheid van mensen om te ontspannen, te spelen, te sporten, te wandelen en te genieten. 
  • Natuurlijke en gevarieerde aanleg van gebieden zorgt voor een beter capaciteit om de extremen van de klimaatverandering (stortbuien, droogte) op te vangen. 
  • Als er veel soorten verdwijnen, krijg je vaak een overheersing van een of enkele (dier)soorten of een grote woekering planten. Die zijn vervolgens weer veel vatbaarder voor ziektes en zo wordt het systeem steeds ketsbaarder.
  • De natuur bestaat uit een heel gevarieerd en complex systeem van allerlei verschillende beesten en beestjes (van klein tot zeer klein; van insect tot onzichtbare schimmels) en nog veel meer soorten planten en struiken die allemaal van elkaar afhankelijk zijn. Als er onderdelen uit verdwijnen, merk je dat niet direct. Maar als er steeds meer onderdelen uit verdwijnen, wordt het systeem steeds kwetsbaarder en kan het op den duur helemaal omvallen.
  • Voedingstoffen voor landbouwgewassen, maar ook voor het functioneren van de landbouw: zonder bijen geen fruit en zonder regenwormen en schimmels geen vruchtbare bodem voor gras en gewassen; 
  • Basisgrondstoffen voor nieuwe medicijnen; 
  • Natuurlijke materialen (bijv. waterplanten en insecten) om ons oppervlaktewater zo schoon en gezond mogelijk te houden en om ons drinkwater te zuiveren, maar ook bacteriën en andere kleine beestjes die ons afvalwater weer zuiveren.  

De stikstofproblematiek speelt in veel meer landen in Europa. Maar in Nederland is de situatie wel anders dan in andere landen. In Nederland is er een grote hoeveelheid vee op een beperkt aantal kilometers, samen met veel bedrijvigheid en verkeer. Dit alles ligt dicht bij kwetsbare natuurgebieden. Ook Brabant kent een hoge veedichtheid, veel bedrijvigheid en verkeer te midden van een groot aantal waardevolle natuurgebieden.  

In Duitsland liggen stikstofbronnen en natuurgebieden verder uit elkaar. De staat van de Nederlandse natuurgebieden is bovendien gemiddeld veel slechter dan in Duitsland. In de meest recente cijfers staat Nederland op dat gebied vrijwel onderaan de Europese lijst, terwijl Duitsland in de bovenste helft van de lijst staat. Duitsland kan daardoor ruimere regels hanteren. 

In België - en dan met name in Vlaanderen - is de situatie vergelijkbaar met Nederland. Ook daar neemt de regering ingrijpende maatregelen.

Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) monitort de hoeveelheid ammoniak en stikstofoxiden in de lucht (concentratie) en de hoeveelheid van deze stoffen die op de grond terechtkomt (depositie). Dit doet het RIVM door de resultaten van metingen en modelberekeningen te combineren. Daarvoor zijn in heel Nederland meetpunten ingericht. Nederland heeft het grootste meetnetwerk voor luchtverontreiniging van Europa. Zo wordt in Nederland bijvoorbeeld op ruim 300 locaties de ammoniakconcentratie in natuurgebieden gemeten. 

Het is niet mogelijk om overal in Nederland te meten. Dat kost te veel geld en is praktisch onuitvoerbaar. Om toch een landelijk dekkend beeld te geven, en om trends en toekomstverwachtingen te kunnen maken, werkt het RIVM met rekenmodellen. Computers voeren berekeningen uit op basis van modellen. Met die resultaten ontstaat er wel een beeld voor heel Nederland. Die rekenmodellen gebruikt het RIVM ook om te berekenen hoe de concentratie en depositie van stikstof zich in de toekomst kan ontwikkelen. 

Bij het berekenen en modelleren worden allerlei data uit verschillende bronnen gebruikt. Niet alleen van het RIVM, maar ook van bijvoorbeeld het KNMI Koninklijk Meteorologisch Instituut, Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS Centraal Bureau voor de Statistiek), Wageningen Universiteit (WUR Wageningen University & Research), het Planbureau voor de leefomgeving (PBL Planbureau voor de Leefomgeving) en TNO. Denk daarbij aan gegevens over de weersomstandigheden en landgebruik, de hoeveelheid auto’s, de uitstoot van stoffen per auto en gegevens over het aantal kilometers asfalt in Nederland. Het rekenmodel berekent met deze gegevens de concentraties en depositie in Nederland. 

De metingen die worden gedaan via de meetnetten worden gebruikt om te controleren of de berekeningen kloppen en om zo nodig correcties uit te voeren op de berekeningen. 

In 2020 boog een adviescollege, onder leiding van prof. Dr. L. Hordijk, zich over welke verbeteringen mogelijk zijn bij het meten en berekenen van stikstof. Het Adviescollege geeft in haar adviezen ‘Niet uit de lucht gegrepen’ (maart 2020) en ‘Meer meten, robuuster rekenen’ (juni 2020) aan dat de gebruikte data, methoden en modellen van de onderzoekers voldoende tot goed zijn. De huidige wetenschappelijke aanpak voor het meten en berekenen van stikstofneerslag is geschikt. 

Het Adviescollege had wel een aantal aanbevelingen, waaronder het uitbreiden van het aantal metingen en meetpunten. Dat is inmiddels ook gebeurd. Een andere aanbeveling, om een maximale rekenafstand voor alle typen emissiebronnen te hanteren, is ook ingevoerd. Nu is de maximale rekenafstand voor stikstofdepositie 25 kilometer. Het rekeninstrument AERIUS is in januari 2022 hierop aangepast. 

Cookie-instellingen